Mijn hond doet Mans (zegt de trotse eigenaar)

Een klein voorbeeldje om mee te beginnen.
Er staat een auto met open ramen geparkeerd op een druk kruispunt, op de stoep.
Het kleine hondje, dat zich een positie op de bestuurdersstoel heeft weten te zetelen, blaft naar alles wat voorbij komt. De eigenaar staat uitgebreid met een buurman over zijn geweldige bolide te praten.

Ook als ik langs loop met 2 aangelijnde honden, gaat het beestje flink tekeer. Graag zou je dan als hondengedragstherapeut willen uitleggen dat deze hond zich vreselijk onveilig voelt in deze situatie en daarom uit angst naar alles wat voorbij komt preventief agressie laat zien. Blaffen is namelijk in veel gevallen bedoeld als een remmend signaal naar gevaar. Denk maar aan alle honden die we massaal "waaks" noemen. Het woord zegt het al, de hond is totaal niet gerust. Het blaffen heeft in 99% van de gevallen tot gevolg dat het gevaar snel weer uit de waarnemingszone van de hond verdwijnt. Dus denkt deze hond "dat blaffen werkt fantastisch", moeten we vaker doen!

Deze pratende bestuurder op de stoep wist mij ook preventief trots toe te roepen dat zijn hond heel erg "mans" was. Het maakte het kleine beest niet uit hoe groot het gevaar ook was, hij ging er altijd "vol in". Zolang de pratende bestuurder er niet van te overtuigen is dat zijn hond een grote stressballon is, die zich niet bewust is van het feit dat er ook leuke dingen op de wereld zijn, die totaal geen gevaar opleveren, is dit geen gedragsprobleem.

Wilt u toch uw hond een wat veiliger en geruster bestaan gunnen. Neem dan  contact op met een hondenspecialist.
Binnen 2 weken heeft u (in de meeste gevallen) een tevreden hond, die zijn baasje zonder kabaalinterventies laat uitpraten op de stoep.

Hondengedragsspecialist Hondenbewustzijn Heemskerk en Amsterdam

06 51 760749 www.kwispelsvakantie.nl

P.S.

Mans genoeg zijn, d.w.z. in genoegzame mate een man zijn, mannelijke kracht bezitten, en dus: in staat zijn, t.w. om datgene te doen wat in de bepaling is uitgedrukt; ook voor vrouwen gebezigd. Het hd. kent niet alleen manns genug, maar ook esels genug, narrs genug, enz.; Ndl. Wdb. IV, 1556. In de middeleeuwen zeide men man genoech sijn, zooals thans nog wel in Zuid-Nederland, in den zin van een flink man zijn, voldoende, d.i. veel mannelijke kracht hebben; ook in de bet. van in staat zijn om te betalen, die dus zeer dicht aan de tegenwoordige grenst; Mnl. Wdb. IV, 1078 en Stallaert II, 185. In de 16de en 17de eeuw is de uitdr. reeds vrij gewoon; vgl. bijv. Ogier, 68; Vondel, Hecuba, vs. 960; Palamedes, vs. 1751, enz.1). Vandaar ook reeds in de 17de eeuw veel, heel wat, zoo, zooveel mans zijn, sterk, krachtig zijn, ‘zijn man staan’ (hd. viel Mannes sein) en thans iets mans zijn, iets aankunnen, tot iets in staat zijn, dat in Friesche streken zeer gewoon is; zie Ndl. Wdb. IX, 171; Fri. Wdb. II, 145 b: mâns(k), mans, sterk, groot, bekwaam, knap; Bouman, 67; Molema, 257; V. Schothorst, 171; Villiers, 78; Ten Doornk. Koolm. II, 574; Waasch Idiot. 421 a; Tuerlinckx, 379; Antw. Idiot. 1887: man genoeg zijn veur iet, het kunnen, durven; eng. to be man enough. bron: F.A. Stoett, Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden. W.J. Thieme & Cie, Zutphen 1923-1925 (vierde druk).

1)In navolging hiervan vindt men ook meids genoeg bij J.S. Colm, Malle Jan Tots boertige vryery, anno 1617, bl. 9.